In ijzingwekkend ‘The Zone of Interest’ is Auschwitz gegil op de achtergrond

Kampcommandant Rudolf Höss (Christian Friedel) leeft met zijn echtgenote Hedwig (Sandra Hüller) en vijf kinderen onder de rook van Auschwitz een kleinburgerlijke nazi-idylle. Ontspannen met het gezin badderen in de rivier, met zijn zoontje paardrijden en van de natuur genieten. „Zie je die vogel? Dat is een roerdomp.” De dwangarbeiders in het riet zijn onzichtbaar.

In The Zone of Interest brengt de Britse regisseur Jonathan Glazer de dagelijkse routine van de familie Höss in hun villa met moes- en bloementuin, kas en kinderbadje haarscherp in beeld. Waar de familie al die weelde aan dankt, horen we slechts. De villa van de kampcommandant ligt bij de buitenmuur van kamp Auschwitz 1, met zijn strafblok, executieplaats en medische experimenten. Verderop ligt vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau; ’s avonds verlichten de loeiende crematoria de aspluimen uit de schoorstenen spookachtig oranje. De Hössjes horen zelf de dreunende ovens, het gillen, de gesnauwde bevelen, blaffende honden, schoten en spookachtige flarden fanfaremuziek vermoedelijk niet meer. Het is achtergrondruis.

Jonathan Glazers buitengewone, ijzige film is een studie in de banaliteit van het kwaad en de mechanismen van het wegkijken. De Britse filmmaker won er vorig jaar in Cannes de Grand Prix (tweede prijs) mee, net als in 2015 Son of Saul van László Nemes, die een totaal andere visuele strategie koos om Auschwitz te evoceren.

Glazer kocht de rechten op Martin Amis’ roman The Zone of Interest, een nazi-romance gebaseerd op Rudolf en Hedwig Höss. De titel verwijst naar de verboden zone rond concentratiekampen, maar je zou het ook kunnen interpreteren als ‘blikveld’. Wat willen wij wel en niet zien? Zijn film is een nauwgezet, op eigen research gebaseerd portret van een monsterlijk banale familie. Ze weten wat ze doen. Hedwig Höss heeft de eerste keus uit geconfisqueerde kleding en snuisterijen, ze past voor de spiegel een nertsmantel van een vergaste Jodin. Rudolf Höss ontvangt Duitse industriëlen die een crematorium-carrousel aanprijzen: „Bij 40 graden kunt u de ovens schoonmaken en opnieuw bestukken.” ‘Stukken’, dat zijn lichamen: een van de eufemismen die genocide camoufleren.

Wegkijkmachine

Heel Auschwitz is een wegkijkmachine, aan de rand van Polen verstopt en ontworpen om de industriële moord op miljoenen mensen voor de Duitse daders zo contactloos, onzichtbaar en ontraumatisch mogelijk te laten verlopen. Daar gaat The Zone of Interest over: wegkijken.

Wie Auschwitz wil verfilmen, loopt over eierschalen. Naakt in gaskamers gedreven slachtoffers verliezen hun waardigheid, daders krijgen hoe dan ook een zekere glamour. Om die reden was elke Holocaustfictie lang anathema: de gruwelen zouden elk voorstellingsvermogen te boven gaan. Zoals Eli Wiesel schreef: „Een roman over Treblinka is óf geen roman óf gaat niet over Treblinka.” Filmmaker Jaques Rivette wond zich in 1962 op over een tracking shot in Holocaustfilm Kapò van een vrouw die als een Christusfiguur in het stroomdraad hang. Emotionele exploitatie die ‘de hoogste minachting’ verdient, aldus Rivette.

Claude Lanzmann filmde zijn negen uur lange documentaire Shoah in 1985 in die geest: louter daders en overlevenden aan het woord bij kale beelden van de plaatsen delict in het heden. Maar zo’n categorisch verbod op dramatisering leidt ertoe dat de Holocaust vergeten wordt. Lanzmann voerde al een achterhoedegevecht toen Steven Spielbergs epos Schindler’s List uitkwam in 1993, in het kader van visuele soberheid in zwart-wit, maar bloedmooi en ontroerend gefilmd; denk aan dat meisje in dat rode jasje dat het sluimerend geweten van industrieel Oskar Schindler wekt. Het bleek de opmaat voor Holocaustfilms als komedie La Vita è Bella (1997) of Polanski’s The Pianist (2002).

Nu lijkt de focus te verschuiven van slachtoffers naar daders en medeplichtigen. Spielberg toonde kampcommandant Amon Goeth in Schindler’s List als een psychopaat die recreatief op Joden schiet. Maar nu fascisme terug is in ons politieke discours volstaat dat niet. Waren nazi’s zulke unieke onmensens, was de Holocaust een aberratie? Zijn de Duitsers die na de oorlog ‘wir haben es nicht gewusst’ mompelden echt zoveel anders dan wij, die ook liever wegkijken? Niet eens uit angst voor represailles, maar om zonder schuldgevoel van onze welvaart te genieten.

Banaliteit

De ‘banaliteit van het kwaad’ gaat dan niet alleen over de macht, maar over ons. Jonathan Glazer portretteert Rudolf Höss als een punctuele ambtenaar die zijn dochtertje sprookjes voorleest en met zijn vrouw giechelig vakantieherinneringen ophaalt. Dat Rudolf Höss een brute sadist was, is daarmee niet per se in tegenspraak. Het is zaak emoties te compartimenteren; dat hij een goede vader is, rechtvaardigt in zekere zin zijn gruweldaden. Hedwig is een botte, infantiele vrouw met het defensieve egoïsme van de sociale klimmer die bang is alles weer te verliezen. Ze weet wat er achter de muur gebeurt; punt is jezelf ervan te doordringen dat het om onmensen gaat wier as net goed genoeg is om je bloemperken te bemesten.

Wegkijken was ook de crux van Holocaustfilm Son of Saul. Alleen de directe omgeving van een lid van een ‘Sonderkommado’ is daar scherp in beeld; de gruwelen van Auschwitz hoor je wel, maar zijn uit focus. Die subjectieve stijl en de bewegelijke camera verplaatsen je in de schoenen van Saul, die andere Joden naar de gaskamers begeleidt. Dat lukt hem door oogcontact te vermijden, weg te kijken: ook voor hem moeten ze ‘stukken’ blijven.

In The Zone of Interest is Auschwitz een blinde muur en achtergrondruis. Alles is juist haarscherp gefilmd, in een kleurenpalet van oude ansichtkaarten. Bewegingloze, op afstand bediende camera’s in huize Höss filmen de acteurs vanuit lage hoeken of als een surveillance-camera. De zeldzame keren dat de camera meebeweegt – Hedwig Höss die boos langs de muur van ‘haar’ Auschwitz stampt – is dat om haar in een diorama van het kwaad te framen.

https://www.youtube.com/watch?v=HgHgzZG4PpE

Lees ook
een interview met hoofdrolspeler Sandra Hüller over ‘The Zone of Interest’

Naast de buitenmuur van Auschwitz, geeft de familie Höss feestjes.

Die kille stijl voorkomt dat je empathie voor de familie Höss voelt. Glazer vergroot de afstand ook met vervreemdings-technieken. De muziek van Mica Levi, die weeïg vloeit van hels naar idyllisch. Een montage als Hedwig opschept dat ze haar ‘de koningin van Auschwitz’ noemen. Je ziet dan close-ups van haar bloemen; het lugubere soundscape zwelt aan, het beeld gaat op rood.

Son of Saul was onthutsend intiem en bijna onverdraaglijk, The Zone of Interest roept ijskoude fascinatie op door zijn formalistische afstandelijkheid. Dat betekent niet dat Jonathan Glazer ook een amorele positie inneemt, voorbij goed en kwaad. Hij beklemtoont de perversiteit van deze schöner Leben-bubbel door te laten zien dat de familie Höss wel degelijk in een moreel universum woont. In spookachtige, met nachtvizier opgenomen beelden zien we huishoudster Alexandra ’s nachts stiekem appels verstoppen voor de dwangarbeiders. Oma Höss kan Auschwitz niet verdragen, en als de kinderen in de rivier in contact komen met as uit de crematoria leidt dat tot redeloze paniek in huize Höss.

Verdringing gaat niet vanzelf. In de finale dwaalt de kampcommandant onthecht rond op een nazi-soiree. Hij peinst erover hoe je zo’n gezelschap het best kan vergassen, bekent hij. Beroepsdeformatie. Op een trap moet hij dan zomaar kokhalzen. Dat doet denken aan documentaire The Act of Killing (2012): een bejaarde man die trots zegt te zijn op zijn rol in een vroegere massamoord gaat onwillekeurig kokhalzen als hij herinneringen ophaalt. Hoe ijverig je ook je eigen misdaden verdringt, je lichaam vergeet ze niet.